https://classicquiz.com/nl/
Een plant kan zelf voedsel maken. Dat heet fotosynthese. Voor die
fotosynthese heeft die plant drie dingen nodig: licht, water en kooldioxide. dat is een stof in de lucht. Die drie stoffen komen natuurlijk niet zomaar in een plant.
Daarvoor heeft die hulpmiddeltjes: de wortels, de stengels en de
bladeren. Met de wortels haalt een plant water uit de grond. Van de wortels gaat het water naar de stengels. En van de stengels naar de bladeren. Het water is er, maar nu is er nog kooldioxide
(koolzuurgas dat uit de atmosfeer wordt gehaald) en licht nodig. Bladeren kunnen zelf lucht opnemen.
In de blaadjes zitten kleine openingen: de huidmondjes. Met die
huidmondjes halen planten kooldioxide uit de lucht. Nu nog licht. En daarvoor gebruikt de plant ook de bladeren. De bladgroenkorreltjes vangen het licht op.
Het voedsel dat de plant gaat maken, is suiker. Die suiker maakt de
plant van het water en de kooldioxide. Maar er is energie voor nodig. En die krijgt de plant van het licht. En zo maakt de plant voedsel van water, kooldioxide en licht: fotosynthese.
a) Waarom willen de wetenschappers planten laten groeien op de maan?
b) Wat hebben ze bedacht om dat te onderzoeken?
c) Welke organismen zullen erin wonen?
CRITERIA
Aan deze criteria moet het ontwerp voldoen:
□ Het is een gesloten ecosysteem.
□ Er bevindt zich minstens één organisme in het ecosysteem.
□ Dat organisme kan minstens 1 week overleven in het gesloten ecosysteem.
□ De waterkringloop is zichtbaar in het ecosysteem.
BRAINSTORM
TIP: Op het internet vind je veel informatie over een gesloten ecosysteem of biodome.
a) Welke materialen ga je gebruiken voor het ecosysteem?
b) Welke organismen ga je in het ecosysteem zetten?
c) Wat heeft dat organisme nodig om te kunnen (over)leven?
d) Wat is een waterkringloop? Toon dit aan met een illustratie.
e) Hoe ga je ervoor zorgen dat de waterkringloop zichtbaar is?
f) Welke gereedschappen heb je nodig?
g) Noteer de benodigdheden
□ lege petfles □ onkruid □ ………………………………………………….
□ glazen bokaal □ gras □ ………………………………………………….
□ schaar □ varen □ ………………………………………………….
□ spuitbus □ actieve kool □ ………………………………………………….
□ plakband □ (regen)water □ ………………………………………………….
□ potgrond □ plant: ………………….. □ ………………………………………………….
□ kiezels □ ……………………………. □ ………………………………………………….
□ watjes □ ……………………………. □ ………………………………………………….
f) Maak een schets van het ontwerp.
g) Noteer de benodigdheden op de juiste plaats op de schets.
Trek elke dag een foto van jouw ecosysteem en noteer kort wat je ziet.
· Markeer of het ecosysteem aan alle criteria voldoet.
□ ja
□ nee
· Noteer eventueel aan welk criterium niet is voldaan.
· Markeer.
a) Het organisme overleefde wel/niet in het ecosysteem.
b) Ik heb het ecosysteem tussendoor wel/niet moeten openen.
· Noteer wat je kunt aanpassen aan het ecosysteem.